“Met de juiste groenbemester maak je de beste start voor het volggewas”, vindt Martijn van der Weele van de maatschap Steeghs – van der Weele. De akkerbouwer uit Dronten stelt met zijn adviseurs per teelt geschikte mengsels samen die aansluiten op zijn manier van werken.

“De groenbemester is een echte teelt”, zegt de jonge akkerbouwer. “Hij staat op sommige percelen langer dan het hoofdgewas. Neem bijvoorbeeld de vroege wortels. Na de oogst daarvan kan je de groenbemester zaaien tussen half juli en begin augustus. We ploegen pas in februari, dus het staat echt lang.” Een teelt als spinazie duurt maar acht weken. Toch wil Van der Weele daar een serieuze groenbemesterteelt aan vooraf laten gaan. Die bepaalt sterk hoe de opbrengst en kwaliteit is van de spinazie.

Vroeg met gewassen

Voorafgaand aan de groenbemester rijdt hij compost of vaste mest uit. Op zijn relatief lichte grond is de akkerbouwer graag vroeg met zijn gewassen. Dat geldt voor de peen en ook voor de uien, de conserventeelten bonen en suikermaïs en de consumptieaardappelen. “De meeste grond is 20 tot 30 procent afslibbaar, maar sommige plekken zijn zand. Dit is gediepploegde grond. Ons bouwplan is 1 op 6 met daarin dan zeven gewassen over de zes blokken. We telen ook haver. Sinds 1997 teelt Ben Steeghs biologisch. Ik ben op dit bedrijf gekomen na een stage voor de MAS bij een buur. Zo kennen we elkaar en zo ben ik als opvolger in de maatschap gekomen.”

Vlot weggroeien

Van der Weele vindt het een voordeel om zijn gewassen al vroeg in de zomer ver ontwikkeld te hebben. Hij gaat bij de peen en de uien voor afland leveren. “Op deze lichte grond is de bewaarbaarheid maar zozo. Bovendien als het gewas al eerder groot is, dan is het weerbaarder als de zomerwarmte komt. Ik blijf evenwel op tijd beregenen.” Bodembiologie en structuur varen wel bij een mooie groenbemester. Van der Weele is dit jaar heel erg goed te spreken over het mengsel dat hij voor de uien zaaide. Tussen de diverse soorten viel het hem op dat de Niger heel goed was voor de grond. “Hij werd groot, had een mooie beworteling met een penwortel én veel zijwortels en hij vroor goed dood in de winter.” Dat doodvriezen is voor de teler van belang, omdat hij deels met niet-kerende grondbewerking en deels met de ecoploeg werkt.

Ecoploeg

Mengsels hebben de voorkeur bij Van der Weele, omdat ze veerkrachtig zijn bij verschillende omstandigheden. “Als het ene niet sterk wil groeien, dan doet het ander het weer beter. Omdat we met de ecoploeg werken, willen we wel soorten die doodvriezen. Bij de aardappelen hebben we helemaal niet geploegd en die zijn heel goed gegroeid. Met ruggen maken en aanaarden roer je natuurlijk wel in de grond, maar zo ondiep mogelijk. Bij fijnzadige gewassen kies ik wel liever voor de ecoploeg.” Winterrogge als groenbemester past niet bij de teelt vanwege het niet doodvriezen en gele mosterd vindt van der Weele te taai in het voorjaar. Hij zaait graag tijdig om onkruid te voorkomen. “Als hij wel in het onkruid loopt in het najaar, kan ik ervoor kiezen de schijveneg in november te gebruiken en in het vroege voorjaar te ploegen.”

Bodem sparen

Voor de bodembewerking en werkzaamheden tijdens de teelt houdt de akkerbouwer het materieel zo licht mogelijk. “Je moet ook voorkomen dat je gaat modderen, al is het bij de conservenoogst soms onmogelijk om te wachten op betere omstandigheden. Als de bonen of de suikermaïs rijp zijn, moet je nu eenmaal.” Met Pim Clotscher en Sander Bernaerts van Neutkens zaden stelt Van der Weele de mengsels op maat samen. “Ik kies voor brede mengsels, maar soms wil ik er bepaalde soorten niet in hebben. Dan is het een groot voordeel dat ze bij Neutkens zelf kunnen mengen. Zo krijg je de juiste soorten in de juiste verhoudingen. Diversiteit is het beste, vind ik.”